‘Kan ik dit eh,’ ze wees ongemakkelijk naar haar hoofddoek, ‘afdoen?’ We stonden al een tijdje middenin de woonkamer, overweldigd door het warme ontvangst. Een grote teakhouten eettafel was fraai gedekt en stond vol met onaangeroerd eten.

Zes vrouwen – vier van ongeveer onze leeftijd en hun moeders – keken met grote ogen naar de hijab van mijn vriendin. De mannelijke familieleden gniffelden op de achtergrond. Er viel een stilte. Net toen ik me afvroeg of ik iets moest zeggen barstte iedereen in lachen uit. 

Taxichauffeurs in de straten van Yazd

‘Maar natuurlijk!’ zei de jonge vrouw met wie we mailcontact hadden gehad. Ze ging gekleed in een kort spijkerbroekje en droeg een hemdje met spaghettibandjes. ‘Wat had je gedacht?’ Haar zwarte, lange haar lag los op haar schouders. Ze liep op blote voeten door het huis. 

‘Kom mee,’ ik laat jullie zien waar jullie slapen. In de bus, onderweg naar dit kleine dorp tussen stad en zee, had ik haar gevraagd of er een geschikt hotel in de buurt was waar we de nacht konden doorbrengen. ‘Geen sprake van’, had ze meteen geantwoord. ‘Jullie slapen bij ons.’ 

Ze ging ons voor naar een slaapvertrek en wees naar het tweepersoonsbed. Aan het voeteneind lag een stapel schone handdoeken. Boven een soort kaptafel hingen ingelijste groepsfoto’s van haar met familie en vrienden. Blije gezichten lachten ons toe. ‘Dit is echt niet nodig,’ stamelde ik. Ik wees naar onze backpacks. ‘We hebben spullen bij ons.’ 

‘Het is geen probleem. Alsjeblieft, installeer jezelf. Als jullie zover zijn kunnen we aan tafel.’

Mijn vriendin, met hijab, in een gebedshuis in Isafhan

Intuitief hadden we Iran gekozen als bestemming, nieuwsgierig naar wat we aan zouden treffen. In de weken voorafgaand aan onze reis hadden mensen ons op andere gedachten proberen te brengen. ‘Kan da?’ ‘Is het er niet gevaarlijk?’ ‘Gaan jullie je bekeren?’ Degenen met Iran-ervaring: ‘Je weet dat je Amerika daarna niet meer in mag?’ Tegen mijn vriendin: ‘En dat je je moet bedekken?’ We wisten het, maar Iran leek ons in vele opzichten interessanter dan Amerika.

In het voorjaar van 2017 reisden we in ongeveer twee weken van Shiraz in het zuiden via Persepolis, Yazd, Isfahan en Kashan naar hoofdstad Teheran. We werden overladen met hartelijkheid door vriendelijk lachende, aardige mensen. ‘Welcome to Iran’, klonk het steeds. Zij die beter Engels spraken knoopten een praatje aan. We kregen drankjes aangeboden, werden ontvangen in winkeltjes, een taxichauffeur vervoerde ons gratis. ‘Vertellen jullie thuis hoe mooi het hier is?’ Op de Khaju Bridge in Isfahan spraken we met twee gesluierde studentes, over wat ze studeerden en waar ze van droomden.

Maar er knaagde iets, alsof het niet was gelukt om een glimp op te vangen van wat Iran echt behelsde. Ons opschrijfboekjes was grotendeels leeg gebleven, dat wat we zagen konden we moeilijk thuisbrengen. Personages wandelden voorbij, maar een duidelijke verhaallijn ontbrak. We hadden slechts kennis gemaakt met dat wat zich aan de oppervlakte afspeelt, de façade. Niets is wat het lijkt in Iran, maar hoe zag het er dan uit?

Shiraz

 Voorafgaand aan onze reis bekeken we Raving Iran, een film over ​​twee dj’s in het ondergrondse muziekcircuit. Afgezien van de fles zelfgestookte rum die onze gidsen rond lieten gaan tijdens een trip door de woestijn, waren we niets tegengekomen wat leek op ondergrondse taferelen. Of het moet die middag in Isfahan zijn geweest. Het was ramadan, restaurants waren gesloten. Aan de receptionist van ons hotel vroegen we of er een mogelijkheid was om ergens iets te eten. Hij wees ons op een zaak verderop in de straat. We liepen in de gewezen richting, maar zagen niets. Tot de sterke geur van knoflook en saffraan onze neus binnendrong: vers bereid eten. Mijn oog viel op een rolluik dat gesloten was tot een meter boven de grond. ‘Zal ik eens kijken?’ 

Ik bukte, kroop onder het luik door. Wat ik aantrof: een afhaalrestaurant in vol bedrijf. Met een kebabschotel en mirza ghasemi togen we terug naar onze accommodatie.

De laatste dagen van onze reis werd de sluier alsnog een beetje opgelicht. We waren via via uitgenodigd bij Iraniërs thuis en accepteerden het aanbod zonder te weten wat ons te wachten stond.

‘Wanneer vliegen jullie terug naar Nederland?’ vroeg de jonge vrouw, terwijl we – terug in de woonkamer, mijn vriendin nu zonder hoofddoek – werden aangespoord om vooral te nemen van de patat, de kippenvleugels en het andere eten dat op de grote eettafel stond uitgestald.

‘Over vier dagen,’ antwoordde ik. ‘We zijn van plan om-’

‘Mooi, dan hebben we genoeg tijd om jullie alles te laten zien in de omgeving,’ onderbrak ze me. ‘Wij regelen de taxi terug naar het vliegveld wel voor jullie.’ 

Na het eten werden mijn schaakkunsten naar het land der amateurs verwezen door haar broer. Hij vertelde ondertussen over investeringen in appartementen en over de apps en websites die hij bouwde en hoe hij daarbij werd tegengewerkt door het regime. ‘VPN is je beste vriend.’

Amerikaanse r&b-muziek klonk door de kamer (via Spotify), er werd gedanst. Iemand vroeg welke Netflix-series we keken en of we van stroopwafels hielden. De jongste van het stel vertelde over haar plannen om naar Australië te emigreren en daar te studeren.

‘Geloven jullie?’ vroeg ik op een zeker moment, vooral voor de zekerheid. Ik zag een puzzelstukje en wilde weten of het paste. Een van de moeders trok haar kin afkeurend omhoog. ‘Wij geloven niet, net als tachtig procent van onze landgenoten. Iran is niet wat het lijkt.’

Het liep tegen tienen. ‘Wie heeft er zin in een ijsje?’ vroeg een van hen. ‘Er zit een ijszaak op de begane grond van het gebouw.’

We keken naar elkaar, mijn vriendin en ik. Onze ogen hingen, we waren moe – van het reizen, van het overweldigende ontvangst, en van de vele indrukken die we in een paar uur tijd hadden opgedaan. Het contrast – het verschil tussen de twee gezichten van de Iraanse samenleving, die van voor en die van achter de voordeur – had zich in korte tijd geopenbaard. 

‘Doe geen moeite,’ zei ik of zij uiteindelijk, bezwaard door alle vriendelijkheid die ons ten deel viel.

Please, no tarof. Wij houden van ijs. Gaan jullie mee of niet?’ 

‘Oké dan, ik pak mijn hoofddoek,’ zei mijn vriendin en ze liep naar de kamer waar onze backpacks nog onuitgepakt tegen de rand van het bed stonden. De Iraanse vrouwen verdwenen naar een andere slaapkamer. Met de mannelijke familieleden bleef ik achter op de bank. Uit een badkamer klonk het geluid van een föhn.

Ruim een half uur nadat mijn vriendin was teruggekomen uit onze tijdelijke slaapkamer kwamen de andere vrouwen tevoorschijn. Lange, stijlvolle kleding bedekte hun armen en benen. De hoofddoeken die ze droegen lagen helemaal achterop hun kruin. De oudste van het stel ging naast ons op de bank zitten. Met haar handen drukte ze de hoofddoek van mijn vriendin een heel eind naar achteren. ‘Veel beter zo. We zijn er klaar voor, kom we gaan naar buiten.’

Leave A Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *