Verschenen in Hard Gras nr. 142
Foto’s: Isabelle Renate la Poutré

Ik pak mijn roodgele sjaal van de kapstok, trek mijn jas aan en stap naar buiten. Het is donker. In de verte weerkaatst het licht van de stadionlampen tegen de nevelige avondlucht. Ik loop.

1300 meter is de afstand van mijn huis in Deventer naar het beeld van Leo Halle bij de ingang van het stadion in de Vetkampstraat. In Amsterdam, waar ik tien jaar woonde, fietste ik twaalf kilometer heen en twaalf terug. Van Bos en Lommer, via de Jordaan over het Leidseplein, langs de Amstel, over een industrieterrein naar de ArenA, waar niet Halle maar Bobby Haarms, een been leunend op een bankje, me opwachtte onder een brug. Daar geen zwart geschilderd ijzeren hek tussen muren van verweerde IJssel-formaat bakstenen, maar een moderne draaideur in grijs beton, waar de ziel zich na vijfentwintig jaar eindelijk heeft genesteld.

Ik sla de hoek om en loop tweehonderd meter. Op de volgende kruising wacht Wouter me op. Wouter is een geboren Deventenaar. Hij was vijf toen zijn vader hem midden jaren negentig voor het eerst meenam naar de Adelaarshorst. Auping prijkte op het shirt, Henk ten Cate stond in het coachvak. Paul Bosvelt maakte zijn meters binnen de lijnen, net als Alfred Knippenberg, een jonge Victor Sikora en Edwin Overmars, de broer van. Het waren de laatste jaren van Go Ahead in de Eredivisie tot de ploeg zich in 2013, aan de hand van hoofdtrainer Erik ten Hag, opnieuw meldde aan de poorten van de hoogste voetbalklasse. 

We lopen. 

‘Goed gevoel?’ vraag ik.

Wouter slaat me op mijn rug. ‘Ja toch, lekker man. De punten blijven in Deventer vanavond, ik voel het.’

‘En de keeper?’ vraag ik. 

‘Geen zorgen, pik. Hahn is een prima keeper voor Kowet.’

Ik zwijg, het is wennen. Sinds vorig jaar ben ik seizoenkaarthouder van Go Ahead Eagles. Alles is hier anders. Bij Ajax, waar ik nog regelmatig kom, is kritiek leveren een vast onderdeel van de gang naar het stadion. Van Gravenberch mag, met zijn talent, meer worden verwacht. En waarom laat Antony het tegen Heracles en Go Ahead afweten, terwijl hij de backs van PSV en Dortmund zoek speelt? Hoe grotesk het voetbal bij tijd en wijlen ook is in Amsterdam, hoe rijkelijk het eremetaal (en geld) ook tegen de plinten klotst: het kan beter, het moet beter. In Deventer is dat, weliswaar op een lager niveau, niet anders – vind ik. Spits Cardona: veel kansen nodig. Oratmangoen: frivole, fijne speler, maar niet vaak betrokken bij doelpunten. En Hahn dus, die drie keer blunderde in een maand: tweemaal tegen Heracles, eenmaal tegen Fortuna. Maar ik krijg nergens bijval.

‘Dit is de de club waar in 2014 een B-side hooligan een eredivisiewedstrijd keepte, hè?’ legde Go Ahead-supporter Bart me eens uit, daarmee doelend op Patrick ter Mate. Ter Mate is van jongs af aan fanatiek fan van de club en tatoeëerde de datum waarop Go Ahead in 2013 promoveerde op zijn arm. Hij belandde op doel toen Vitesse de verhuurde Eloy Room plotseling terughaalde uit Deventer. De tweede doelman van de Eagles was geblesseerd en een nieuw aangetrokken Deen werd niet op tijd vrijgegeven. En dus stond supporter in hart en nieren Ter Mate ineens op het doel. Bart: ‘Keepers nemen een bijzondere plek in in de haat-liefdeverhouding tussen publiek en passanten. Ze krijgen meer krediet. Zag je hoe Hahn zijn verontschuldigingen aanbood aan de B-side na Heracles thuis?’

Ik had het gezien. Bij de ereronde stak de goalie twee handen in de lucht, vlak voor zijn borstkas. Waarmee hij wilde zeggen: sorry, jongens. 

En daarmee was de kous af in Deventer.

Ik moest denken aan Onana en het stuk dat de F-side over/aan hem schreef, André Onana: Van clubheld naar rat. De boodschap aan het adres van de keeper uit Kameroen: ‘Wij als fanatiekere supporters zitten niet meer op je aanwezigheid te wachten.’

We slaan rechtsaf. Van verschillende kanten draaien groepjes supporters de rotonde op: vaders met zoons, vriendengroepen, twee meiden, de een bij de ander achterop. Roodgele shirts steken onder jassen uit. Iemand neemt een slok van zijn bier. ‘Moe’j ook?’ Een knik, een blik dat overgaat van hand naar hand en tot slot een teug.

Uit een autoraam komt een Kowet-vlag tevoorschijn. 

‘Eagles till I die’, roept een voetganger voor ons. Meteen krijgt hij bijval van omstanders: ‘I know I am, I’m sho I am I’m eagles till I die.’ 

Bij een tussenwoning trekt een grijs behaarde man de voordeur achter zich dicht. ‘Veel plezier,’ klinkt een vrouwenstem. ‘Winnen, hè!’ De man loopt het tuinpad af en voegt zich bij ons en de andere supporters op het trottoir. Hij rolt met zijn schouders en wrijft in zijn handen. Een gebreide supporterssjaal steekt boven zijn jas uit.

Aan het einde van de straat doemen de lichtmasten van het stadion op.

‘Net Griffin Park,’ zeg ik tegen Wouter.

‘Lekker toch.’ Hij geeft me een por in mijn zij en versnelt zijn pas. ‘Heb jij ook zin in bier?’

In 2019 bezochten we met nog twee vrienden een thuiswedstrijd van Brentford in Londen. Het was het laatste seizoen op Griffin Park, het historische stadion met de vier pubs, een bij iedere hoek van het stadion. Ik woonde net twee maanden in Deventer.

In Londen laafden we ons aan de ongedwongenheid van een thuiswedstrijd Brentford. Twee nachten verbleven we in een vakantiehuis grenzend aan de achterzijde van een van de tribunes van het stadion. Bij het ontwaken op de wedstrijddag was het al levendig in de straat van ons tijdelijke onderkomen, de straat tussen The Brook en The Griffin. We schoven de gordijnen opzij en zetten de voordeur open. ‘Come on you Brentford’, klonk het terwijl we ons ontbijt nuttigden.

Een paar uur later meldden ook wij ons in The Griffin, waar het rood van Brentford gemoedelijk mengde met het blauw van Reading. Pints werden even snel gevuld als geleegd. Van The Griffin ging het naar The Princess Royal en toen naar The Brook. 

Met kaartjes voor staantribune Ealing Road in onze zak meldden we ons, na een vluchtig bezoek aan de fanshop, rood behangen en ruim op tijd bij de poorten van het stadion. Binnen bestelden we nog een pint. ‘The Netherlands? Welcome to Brentford fellahs.’

De rest van de middag beleefde ik een roes. ‘Wank, wank, wank,’ gebaarden de supporters van Brentford naar het uitvak aan de overzijde en wij wankten vrolijk mee. (Brentford won met 1-0.)

Bij The New Inn maakten we meteen na afloop plannen voor een volgende voetbaltrip. Ik opperde Fulham. ‘Craven Cottage ligt recht aan de Theems en is nog ouder dan Griffin Park.’ Het was meteen beklonken.

Dronken van geluk stapten we de volgende dag in het vliegtuig terug naar Nederland.

Stoplichten. Nog één kruispunt over en dan zijn we in Voorstad-oost, de wijk waar Kowet-vlaggen op wedstrijddagen al vroeg naar buiten gaan.

Het nieuwe Go Ahead-anthem, van Deventenaar en zanger Jeffrey Pasie, klinkt uit een van de huizen. ‘Als rood en geel weer eens speelt, dan ben ik daar, niets is mooier dan onze club, ons Eagles Deventer.’ De hardstylebeat van het nummer zwelt aan. Voor een huis aan de Veenweg hebben supporters uit vak 13 zich verzameld. Een groot doek hangt aan de gevel. 0570 staat er in zwarte koeienletters, in het midden een doodshoofd met zonnebril en Go Ahead-beanie. De voordeur, die meteen aan de stoep grenst, staat wagenwijd open. Mensen lopen in en uit, flesjes bier worden doorgegeven. ‘Jij nog zo’n groene knuppel? Hier, pak an.’ 

‘Kom op tan Eagles,’ roept een jongetje die zijn winterjas onder een wedstrijdshirt draagt.

‘Hey Stan! Waar is je opa?’

‘Ziek helaas. Ben met mijn neef vandaag. Het is zijn eerst keer.’

Nog vijfentwintig minuten tot de aftrap.

Bij Ajax was ik al binnen geweest, of stond ik tenminste minst op een roltrap richting de tweede ring van het stadion. Er waren voorspellingen over de uitslag uitgewisseld in de Appie Nouri-whatsappgroep en op een Champions League-avond zou het zijn gegaan over het nieuwe filmpje van het Ajax mediateam. Over de Amstergems of de Three Little Birds die in Europa niet op het shirt mogen. ‘Pareltje dit hoor. Ben nu echt hyped.’

In Deventer steekt iemand een lont aan, daarna nog een. Enkele tellen later stijgen rode en gele rookwolken op. Auto’s die stapvoets reden komen tot stilstand. Twee jongens verdwijnen in hun capuchons en rennen lachend een steeg in.

‘Ja, kom maar. Fietsers, jullie nu.’ Een verkeersregelaar in een oranjegele jas zwaait met een verkeersconus in de richting van de Vetkampstraat.

We steken over en lopen tussen de stilstaande auto’s door, achter de fietsers aan, de straat in.

Vlak na ons bezoek aan Brentford fietste ik hier op een maandagmorgen. Het was stil. Bij de ingang van het stadion, naast het beeld van Leo Halle, greep ik een van de spijlen van het hek vast. Ik bleef op mijn zadel zitten en tuurde naar het veld. Er hing mist, een vogel vloog over, op de achtergrond klonk het geraas van auto’s op de Brinkgreverweg. 

In de jaren voor mijn verhuizing naar Deventer waren de Leo Halle- en hoofdtribune verbouwd. Op internet las ik een toelichting van de architect op de plannen: ‘De Leo Halle-tribune krijgt een aflopend dak, zodat de aanmoedigingen rechtstreeks naar het veld buigen. Naar Engels voorbeeld.’ Het resultaat mocht er zijn, de bouwstijl kwam me bekend voor.

‘Go Ahead gaat nooit meer weg uit de Vetkampstraat’, verklaarde Alex Kroes, sinds 2019 grootaandeelhouder van de club, vorig jaar tegenover het AD. ‘De zeldzaam pure voetbalsfeer is een van de drie pijlers van de club.’ Wouter had het artikel naar me doorgestuurd. Tijdens het lezen dacht ik aan ons voorgenomen bezoek aan Fulham en dat het daar al maanden niet over was gegaan.

Het is druk in de Vetkampstraat. Mensen lopen schouder aan schouder. De hardstyle van Jeffrey Pasie is naar de achtergrond verdwenen en ingewisseld voor de warming-up muziek die uit de luidsprekers op de tribunes klinkt. Tussen de hekken door zie ik de spelers van de tegenstander het veld op komen. Er klinkt gefluit.

‘Klink!’ roept een jonge gast, verscholen in een bontkraag.

Klink is Jan-Willem Klink, sinds een paar jaar supporterscoördinator bij Go Ahead. Samen met een collega vormt hij ‘de schakel tussen club en supporters’. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor het supportersbeleid. Met zijn lange baard en haar en vingers vol ringen is hij een ruige verschijning. De meeste supporters kennen hem en luisteren als hij wat zegt.

Op het supportersplein gebaart Jan-Willem naar de jongen en tikt met zijn wijsvingers tegen zijn slapen. ‘Koppie erbij vandaag, hè?’

Ik loop naar hem toe.

‘Alles onder controle?’

Jan-Willem knikt. ‘Geloof ‘t wel. We zijn er en we letten op. Er kan meer dan voorheen en er wordt minder vaak gekozen voor het doemscenario. Dat bevalt ons goed.’

Hij wijst naar een ouder stel dat bloemen legt bij de memorial garden, aan de rand van het plein. ‘Mooi, hè? Go Ahead is hoop, geloof en liefde. De club is als een warme schouder. Mensen kunnen hier verhalen en emoties kwijt.’

‘Wat denk je, linkerrijtje haalbaar dit seizoen?’ 

Wouter vraagt of we een biertje willen. Ik knik. 

‘En jij Klink?’

Jan-Willem schudt het hoofd. Dan naar mij: ‘Linkerrijtje, linkerrijtje. Ken je het Engelse ordinary? Ook al zijn we een slapende reus met vier landstitels in de prijzenkast, we verbeelden ons niets.’ Hij wijst naar de barakken achter de hoofdtribune. ‘Een uur geleden probeerde Paul Bosvelt daar de koffiemachine te repareren. De Engelsen die we laatst ontvingen zeiden:“You’re kidding me? It’s him? It’s Paul fucking Bosvelt?” Go Ahead is aanraakbaar en dat willen we graag zo houden.’

‘Toch ben ik benieuwd. Het veldspel is verzorgd en –’

Klink onderbreekt me. ‘Ik zie het zo: eens in de twee weken gaan we hier de strijd aan met een andere stam. Daarvoor heeft Paul een selectie met afgevaardigden samengesteld waaruit Kees kan kiezen. Veel supporters laten op wedstrijddagen om vier uur hun gereedschap vallen, rijden naar huis, kleden zich om, spreken af met vrienden en komen ruim op tijd naar het stadion om het tafereel te aanschouwen. Dat overstijgt het voetbal.’

Precies op het moment dat ik Jan-Willem een hand geef en hem een fijne wedstrijd wens komt Wouter aangelopen met twee glazen bier.

‘Naar binnen?’

Ik knik. Naar binnen.

Leave A Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *