Wierd Sluis (61) werkt bij Gemeente Vervoerbedrijf Amsterdam (GVB) in de ‘OV-zorgploeg’. Mannen en vrouwen met het Service & Veiligheid-logo op de mouw. Zij controleren vervoersbewijzen en waken over de veiligheid van reizigers en medewerkers. In 2013 werden ze 2.000 keer opgeroepen. Bij een aanrijding bijvoorbeeld, of een opstootje. Het resultaat van 3.600 tramritten, 5.150 busritten en 900 metroritten per dag. Volgens Sluis is dit een van de mooiste beroepen die er is. De vrijheid, de humor, het team: hij zou niets liever willen. 

In de kantine van Garage West aan de Jan Tooropstraat is de sfeer ontspannen. Mannen en vrouwen in uniform lopen er in en uit. Het zijn bijzonder opsporingsambtenaren (BOA), en allen uitgerust met portofoon, pieper en handboeien. Het is elf uur in de ochtend en Sluis heeft zijn eerste melding al gehad. “Een van onze buschauffeurs werd onwel achter het stuur. Hij is meegenomen naar het ziekenhuis. Hopelijk valt het mee. Koffie?” Sluis rijdt vandaag samen met Emanuela (24) in wagen 40, een centrum auto. “We gaan zo de straat op om te surveilleren,” legt Sluis uit. “Dan is het wachten op een oproep. Dat kan van alles zijn. Wij weten nooit wat er gaat gebeuren. Dat interesseert me ook niet. Wat het probleem ook is, wij lossen het op. Daarbij is het belangrijk dat een tram, metro, bus of veer zo snel mogelijk verder kan.” Een collega van Sluis maakt in het voorbijgaan een flauwe grap en loopt daarna schaterlachend weg. Sluis lacht mee. “Humor is hier ook heel belangrijk. Het is een fantastische groep.”

Tijd om te gaan. De poort uit links. Op de kruising rechts, onder de A10 door de Jan van Galenstraat in. Emanuela, door collega’s steevast Em genoemd, achter het stuur. Sluis op de bijrijdersstoel, observerend. “Ik heb de meeste kilometers al wel gemaakt in mijn leven. Ik rij nauwelijks meer.” Een stem uit de boardradio: “Auto 40 over.” Sluis pakt de portofoon: “Auto 40 Jan van Galenstraat.” Blijkbaar geen strategische locatie voor de binnen gekomen melding. Er wordt een andere auto opgeroepen. Het is rond twaalven en op de Jan van Galenstraat staat het vast. Als er nu iets gebeurt, wat dan? Sluis: “We moeten ons natuurlijk aan de verkeersregels houden. Dat is soms lastig als je een melding krijgt. Gelukkig kunnen we wel gebruik maken van de trambaan en hebben we vrijstelling met betrekking tot parkeren.” Einde Jan van Galenstraat. Bij het politiebureau aan de Marnixstraat slaan we linksaf. Sluis: “We werken samen met het Veiligheidsteam Openbaar Vervoer (VOV) om de top zeshonderd jeugdcriminelen uit het OV te halen. Jeugdcriminelen voelen zich vaak te groot om een kaartje te kopen. Geen geldig vervoersbewijs is een reden om iemand om zijn of haar legitimatiebewijs te vragen. Afgelopen dinsdag hadden we drie aanhoudingen. Een van de arrestanten werd gezocht voor inbraak. Bingo voor de politie.”

Einde Marnixstraat rechts, richting Centraal Station. Met een slakkengang wurmt Emanuela de Volkswagen Transporter even later tussen de reizigers op het stationsplein door. Het busje staat nu vlakbij tramhalte westzijde. Sluis en Emanuela steken handen op naar trambestuurders. Sluis: “Alleen het feit al dat wij hier staan geeft onze trambestuurders een veilig gevoel. Dat is erg belangrijk in onze functie: zichtbaar zijn, laten zien dat je er bent voor ze.” Tien minuten gaan voorbij. Dan komt het busje weer in beweging. Via de Nieuwezijds Voorburgwal, Spui en Koningsplein komen we in de Leidsestraat. Zaterdagmiddag. Winkelend publiek in overvloed. Sluis: “Dit is een van de drukste straten van Amsterdam. En toch gebeurt er heel weinig. Onze trambestuurders moeten hier ongelooflijk goed opletten.” Bij het Leidseplein gaan we links, langs de Paradiso. Weer een stem uit de boardcomputer: “Auto 40 over.” Emanuela pakt haar portofoon: “Auto 40 Weteringschans over.” Ditmaal wel een melding voor onze auto. De stem uit de boardcomputer: “Kunnen jullie een kijkje gaan nemen op het Dijkgraafplein? Daar hebben collega’s hinder van een dronken persoon. Meneer wil niet met de tram mee, maar gaat er wel constant in liggen.” Sluis herhaalt de opdracht en voegt toe: “Komt voor elkaar. Wij gaan de man bewegen weg te gaan.”

Emanuela vraag aan Sluis: “Wat zal ik doen? Bij RAI de snelweg op?” Sluis knikt. Het rij-tempo wordt iets aangepast. Sneller. Niet overdreven, maar wel merkbaar. Eindelijk op weg naar iets. Wat is het plan, vragen we. Sluis: “We gaan de man aanhoren, zo goed als het kan. Maar dat valt niet altijd mee bij dronken mensen. We gaan het wel zien.” Een kwartier later zijn we op het Dijkgraafplein. Het is er rustig. Er vertrekt net een tram met een slakkengang. Emanuela parkeert het busje op de stoep. We stappen uit en Sluis houdt de tram aan om eens te informeren bij de bestuurder. Die zien we ogenschijnlijk rustig met zijn hoofd schudden. GVB heeft eindhuisjes waar rijdend personeel kan pauzeren, een soort kantines. Zo ook op het Dijkgraafplein. Daar maar eens vragen. Sluis: “Koffie, jongens?” Binnen eten collega’s rustig hun boterham. Een van hen geeft ons een update: “We hebben de man al gesommeerd weg te gaan. Dat is gelukt.” Sluis komt bij ons staan. Door het raam zien we het Transporter busje met knipperende alarmlichten. “Dit is toch een prachtig vrij beroep? Moet je nou eens kijken.”

Onderweg terug richting de binnenstad vertelt hij over zijn verleden bij GVB. “Ik ben hier ooit begonnen als buschauffeur. Ik had een vaste baan nodig omdat ik ging trouwen met mijn huidige Russische vrouw. Mijn ouders zijn echte openbaar vervoersmensen, dus was dit een logische stap. Na negen maanden op de bus werd ik leidinggevende. In 2007 is er een aparte afdeling gekomen voor service en veiligheid: OV-zorg. Daar werk ik sinds vier jaar. Dit is het mooiste wat er is. Het is zo dynamisch op straat, ik geniet er elke dag van.” Wat moet je kunnen om een goede servicemedewerker te zijn? “In ons werk draait alles om communicatie. Je moet weten waar je het over hebt en je mannetje kunnen staan. De mensen moeten vertrouwen in je hebben. En dat lukt ook. We merken altijd dat er rust komt als we ergens binnenstappen. De mensen weten dan: wij lossen het op. Wat het probleem ook is. Je houding is daarin bepalend.”

De terugweg gaat binnendoor. Via de President Allendelaan en de Jan Evertsenstraat. Bij het Mercatorplein rechtsaf. De boardradio praat weer. “Auto 10 over.” Er komt antwoord. “Auto 10 op de Dam.” Een melding. “Over twee minuten komt op Centraal Station tram 17 binnen met daarin een hardnekkige slaper.” Wagen 10 antwoordt. “Nou, dan gaan wij die even wakker maken.” Er wordt gelachen. Emanuela: “In nachtdiensten gebeurt het veel. Mensen kunnen echt in een diepe slaap raken. Soms is het bizar hoe ver ze weg zijn.” Sluis: “Je moet daar heel voorzichtig mee omgaan, want het kan allerlei redenen hebben.“Waar rijden we nu heen? Sluis kaatst de bal terug: “Weet jij waar iets staat te gebeuren? Incidenten komen niet op afroep. We surveilleren.” De stem uit de boardradio vraagt nu of de man succesvol is verwijderd. Auto 10 antwoord bevestigend. Sluis: “Kijk aan, mooi zo.”

“Op onze afdeling weten we precies waar je de goedkoopste en lekkerste broodjes kunt kopen,” zegt Sluis als we op de Postjesweg rijden. In de vijf minuten die volgen vertellen Sluis en Emanuela alles over de lekkerste lunchrooms, afhaalchinezen en bakkertjes. Linksaf de Witte de Withstraat in. Een man stuurt zijn auto onverwachts de trambaan op, waar wij rijden. Een diepe zucht vanaf de bijrijdersstoel. “De bestuurder van die auto kijkt niet eens. Een tram kan niet uitwijken en heeft een lange remweg. Die was daar zo ingedoken.” Sluis vertelt gedurende de middag verschillende anekdotes. Het verhaal met de lijkkist is veruit het meest bizar. “Een hele tijd terug vonden we een lijkkist met inhoud op een kruising. Die kist was uit de lijkwagen gevallen, zonder dat de bestuurder het door had. We hebben de kist in onze bus geschoven om chaos te voorkomen. Dat is daarna netjes afgehandeld. Zoiets vergeet je nooit meer.”

Of het dankbaar werk is, vragen we als we bijna terug zijn bij garage west. “Meestal wel. Ik kan me nog een jongen herinneren die we in Ouderkerk aan de Amstel voor de dood hebben weggehaald. Hij lag in de berm en bewoog niet meer. Ik dacht echt dat hij dood was. We hebben hem wakker gekregen en overgedragen aan hulpverleners van de ambulance. Je hoort er nooit meer iets van, maar je maakt op zulke momenten wel het verschil. Dat is toch leuk? Ik geniet daar van. Daarom wil ik op de wagen rijden. De straten zijn zo dynamisch. Het zit in me. Ik ben een ondernemend persoon. Naast dit werk heb ik samen met mijn vrouw een makelaarskantoor in Hoorn. Ik zou financieel best kunnen stoppen, maar dat wil ik niet. Ik ben hier voorlopig nog niet klaar.”

Verschenen op Polshoogte Magazine
Foto door Jordie Volkerink

Leave A Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *