‘Dus je bent gewoon aan het werk?’ vroeg ik, terwijl ik plaatsnam in de stoel.
‘Ramadan hè. Wat moet ik anders op een dag als vandaag. Kijk hoe rustig het is op straat.’
Via de spiegel zag ik hoe de kapper naar de verlaten Bos en Lommerweg wees. Naast de spiegel hing een portret van prinses Beatrix. Op de achtergrond klonk Arabische muziek.
‘Het is een gebed, de muziek van mijn geloof. Zo begin ik iedere dag. Vind je het oké dat we dit luisteren? ’
Natuurlijk vond ik dat oké. Ik vroeg hoe het ging, de ramadan.
‘Voor mij is het niet zwaar’, zei de kapper. Hij begon met knippen.
‘Omdat je het al vaak hebt gedaan?’
De kapper wees naar zijn hoofd. ‘Alles zit hier. Het is mentaal. De ramadan is goed én gezond. Het is goed voor je organen, voor je maag, je hele lichaam krijgt rust. Ik heb het altijd gedaan. Zodra je een man bent, vanaf je zestiende ongeveer, begin je ermee. Voor mij voelt vasten een beetje als bidden. Iedereen is in deze periode gelijk, de koning, de ministers, arme mensen, rijke mensen, iedereen. Ruzies worden bijgelegd, mensen die elkaar al lang niet gesproken hebben zoeken contact, mensen stoppen met roken, sommigen kicken af van drugs. Iedereen doet goede dingen tijdens de ramadan.’
Ik vroeg hoe laat hij voor het laatst had gegeten.
‘Om half drie, een bakje yoghurt. Om kwart over drie is het vasten begonnen. Vanavond, zodra de zon onder is, eet ik één dadel en drink ik een paar slokjes water. Wat je dan voelt, dat is niet normaal. Daarna bidden we samen in de moskee. Iedere dag bidden we vijf keer: bij zonsopkomst, aan het begin van de middag, aan het einde van de middag, als de zon ondergaat en middenin de nacht.’
‘Dan zijn het korte nachten voor jou.’
‘Ja, maar iedereen heeft een reserve. En weet je wat het mooie is: reserve-energie is veel waard, veel meer dan normale energie. Tijdens de ramadan ben ik de hele dag fit en energiek. Als ik eet word ik moe en lui.’
Er kwam een klant binnen. De kapper vroeg of hij wat wilde drinken. De jongen wilde koffie.
‘Natuurlijk, vriend, ga ik voor je maken.’
Daarna tegen mij: ‘Aan het einde van de ramadan geef je een deel van je geld aan de arme mensen. Vijf procent, zeggen ze. Maar dat doet lang niet iedereen. In landen als Qatar, Oman en Saudi Arabië wonen veel sjeiks. Als die allemaal vijf procent van hun geld aan de armen geven, is er geen armoede meer .’
Ik zei dat ik het misschien ook wel eens wil proberen, een maand lang vasten.
‘Dat lijkt me wel zwaar, hoor’, zei de jongen, die in een Chesterfield stoel wachtte op zijn beurt.
‘Ik weet het niet’, zei de kapper. ‘Misschien voor jullie. Weet je wat het verschil is? Ik vast voor mijn geloof, voor Allah. Dat is anders, het kost helemaal geen energie. Het gaat bijna vanzelf.’