Dit verhaal verscheen in Hard Gras 137.

In mijn tienerjaren bezocht ik vaak thuiswedstrijden van Rohda Raalte. Ik had een stempelkaart, die ik net als mijn broer, teamgenoten en buurjongens toonde bij de ingang van Sportpark Tijenraan. Wanneer er niet werd opgelet liepen we snel door naar onze vaste plek links op de hoofdtribune. In de rust gaven we ons zakgeld alsnog uit, aan patat en frikandellen. 

Onder leiding van trainers als Andries Ulderink, Fritz Korbach en Art Langeler schipperde Rohda in de jaren na de eeuwwisseling tussen de Eerste en de Hoofdklasse. Ik was niet bezig met de ranglijst, ik ging naar Rohda voor Stef Hendriks, onze spits. Stef – zwart haar, licht getinte huid, diepe donkere ogen – kon ieder moment toeslaan. Een stift, omhaal of snoekduik leek nooit ver weg. Hij was geen prater, in het veld hoorde je hem niet, Stef sprak met zijn voeten. Als het lichaam meewerkte tenminste.

De inhoudsopgave van Hard Gras 137.

Eén van zijn doelpunten staat voor altijd in mijn geheugen gegrift, samen met goals van Dennis Bergkamp (de pirouette), Rafael van der Vaart (de hak) en Zlatan Ibrahimovic (de solo). Stef maakte zijn treffer op 7 augustus 2004 in de bekerwedstrijd tegen Jong Ajax, twee weken voordat Zlatan de verdedigers van NAC had gedegradeerd tot pionnen. Ik was dertien jaar en speelde in de C5 van de club van Stef.

Een wedstrijd lang had Rohda op het eigen veld in Raalte achteruit gelopen. Jong Ajax met onder meer Maduro, Emanuelson, Vermaelen, Lindgren en Babel verspilde kans na kans. Stef had het vanaf de reservebank aanschouwd. Tot hij na een korte warming-up werd ingebracht. Hij droeg een blauwe brace om zijn rechterknie, het lichaam piepte en kraakte. Er was nog een kwartier te spelen.

Met Stef binnen de lijnen – in de punt van de aanval – ging tegenstander Ajax verder met waar het gebleven was: kansen creëren zonder te scoren. Toen gebeurde het. Na een uitbraak van Rohda kreeg Stef de bal vijf minuten voor het einde van de wedstrijd aangespeeld vanaf de rechterkant van het veld. Randje zestien zag hij hoe de bal zijn kant op rolde. De doelman kwam uit, Stef dacht niet na en stifte de bal rustig over de toen achttienjarige Kenneth Vermeer. Doelpunt. 2-1 voor de thuisploeg, Ajax was verslagen. 

Na afloop verklaarde Stef tegenover een verslaggever van SBS6: ‘Een beetje routine, natuurlijk. Ik ga al wat jaartjes mee. Op zo’n moment gaan keepers vaak liggen. Een stiftje is dan het beste.’

Mijn meest dierbare herinnering aan Stef Hendriks moest toen nog komen. In de volgende ronde van de beker speelde Rohda een paar weken later een uitwedstrijd tegen ADO’20 in Heemskerk. Het bekervirus was opgelaaid in Raalte. Bussen met supporters reisden het eerste van Rohda achterna, waaronder ik samen met een paar teamgenoten.

In Heemskerk zag Stef vanaf de reservebank hoe Rohda in de eerste helft, net als tegen Jong Ajax, achteruit liep. De één nul verscheen snel op het scorebord, vlak daarna ook twee nul. Stef zakte onderuit. Dit was geen wedstrijd voor hem. 

In de rust meldde hij zich samen met de andere wisselspelers op het veld: warmlopen, overtrappen, afwerken. Stef deed niet mee en stond naast het doel om afgezwaaide ballen terug te trappen naar zijn medespelers. Hij spaarde zijn lichaam. Ik volgde zijn verrichtingen van achter de goal. 

Toen een wisselspeler van Rohda een bal hoog over schoot, de struiken in, besloot ik de club een dienst te bewijzen. Ik liep het struikgewas in, slalomde tussen bomen door en ging in de duisternis op zoek naar de witte Derbystar.

Stef kwam achter me aan. ‘Zie je al iets?’ vroeg hij terwijl hij dichterbij kwam.

Mijn hart bonsde in mijn keel. ‘Nog niet’, antwoordde ik met licht trillende stem.

Ik duwde meer takken aan de kant en liep verder. Niet veel later dook de bal op. ‘Daar!’ zei ik. Het witte leer weerkaatste het licht van de lichtmasten op het hoofdveld.

‘Doe je voorzichtig?’ vroeg hij.

Ik reageerde niet en baande me een weg door de struiken, naar de rand van het lager gelegen voetpad waar de bal lag. De schemering belette het zicht maar ik zag het pad duidelijk. Wat was het, een halve meter, iets meer misschien? 

Ik zette me af en sprong. Maar ik landde niet. Waar bleef het voetpad? 

‘Wat doe je!’ riep Stef.

Het was te laat. Met mijn voeten zakte ik langzaam weg in de dikke blubber. Ik voelde hoe het stilstaande water uit de sloot mijn broek doorweekte en uiteindelijk mijn onderbroek bereikte.

Ik pakte de bal, klom uit het water en samen liepen we terug. Ik keek naar Stef, maar hij zweeg.

‘Kom’, zei hij eenmaal bij het veld. Hij gebaarde me mee te lopen naar de materiaalman van het eerste en fluisterde iets in zijn oor. De tweede helft stond op het punt van beginnen. 

In de kleedkamer van Rohda spoelde ik niet veel later het eendenkroos uit mijn kleren en haar. Rillend van de kou stapte ik onder de douche vandaan. De materiaalman reikte me een handdoek en een trainingspak aan. Pas halverwege de tweede helft voegde ik me bij mijn teamgenoten op de tribune. De plastic zak met mijn met kikkerdril doordrenkte kleren plaatste ik onder de bank. Ik legde uit wat er was gebeurd, incasseerde het hoongelach en nam de schade op: mijn mp3-speler met 128 mb geheugen ging niet meer aan en de zwarte letters op mijn eerste mobiele telefoon waren niet langer leesbaar. Tijdens de rit terug naar Raalte – de wedstrijd was gestaakt bij een 3-0 stand omdat de lichtmasten waren uitgevallen – werd er geklaagd over stank achterin de bus. Ik zweeg en probeerde te verdwijnen. 

Ruim vijftien jaar later ontvangt Stef me op een druilerige maandagmiddag in zijn huis in Zwolle-Zuid. 47 jaar is hij inmiddels, jaren geleden gestopt alweer (‘Ik weet al niet eens meer precies wanneer’). Zijn grijze baard is nieuw voor mij, zijn zwarte haren zijn verdwenen. Maar de jongensachtige blik in zijn ogen passen bij de beelden op mijn netvlies. 

De reacties op een kort verhaal dat ik in 2019 schreef over zijn doelpunt tegen Jong Ajax en ons moment in Heemskerk hadden mijn interesse in hem nieuw leven ingeblazen. ‘Stef was een heel groot talent, jammer van de blessures,’ schreef een bekende op Twitter. Voor het eerst typte ik zijn naam in op Google. Ik las over twee seizoenen betaald voetbal, een bij FC Zwolle en een bij SC Heracles. 38 wedstrijden in totaal. Ik knipperde met mijn ogen.

‘Ja, en Ajax en Oranje,’ reageerde de bekende toen ik het resultaat van mijn zoekopdracht deelde op Twitter. ‘Daar was hij aanvoerder van verschillende jeugdteams. Ik zie ‘m nog wel eens werken bij de post in Zwolle of op een feestje.’ Er verscheen een elftalfoto van Ajax in mijn tijdlijn waarop een jonge Stef (met snor) zelfverzekerd in de camera kijkt. Op de achterste rij: jeugdtrainer Louis van Gaal. Ik zocht verder. Op de website van het Nederlands Elftal vond ik meer statistieken: dertien interlands in Oranje onder de 16 en 17, waarin hij één keer scoorde (tijdens zijn debuut tegen Mexico op 24 maart 1989). 

Allemaal nieuwe informatie, mijn hoofd tolde.  

Hoe goed was hij? Wat weet hij nog over zijn tijd bij Ajax en Oranje? Kan hij zich de goal tegen Jong Ajax nog herinneren? En vooral: wat was er van hem terecht gekomen zonder die ellendige knie? Ik twijfelde. Wilde ik hem dit vragen? Misschien was het verhaal over Stef ook compleet zonder die anekdotes: een groot talent bij Ajax en in Oranje, een ernstige blessure, twee jaar prof, daarna topscorer aller tijden bij Rohda Raalte, een verdienstelijke amateurvereniging. 122 goals maakte hij er, waaronder die mooie tegen Jong Ajax. Wat viel daar verder nog over te zeggen?

Via via regelde ik desondanks zijn telefoonnummer, om vervolgens anderhalf jaar geen actie te ondernemen. Tot ik hem op een middag toch besloot te bellen.

De nieuwsgierigheid was gewekt, er was geen weg meer terug.

‘Ja, die goal’, zegt Stef als hij me uitnodigt om plaats te nemen op de bank. ‘Het toeval wil dat ik voor mijn verjaardag van mijn vriendin een USB-stick heb gekregen met beelden uit mijn carrière. De lob tegen Jong Ajax zit daar ook bij. Alleen: de televisie stuk. Ik kan je niets laten zien. En ik moet eerlijk bekennen: in mijn hoofd was het doelpunt mooier. Een prima goal, hoor, maar in mijn herinneringen stond ik wat verder van het doel af.’

Ik zeg dat ik het niet erg vind, dat ik genoeg heb aan de beelden op mijn netvlies. 

Het huis van Stef is opgeruimd. In de hoek van de kamer staat een nieuwe PVC-vloer opgestapeld. ‘Mijn moeder heeft COPD. Haar vloerbedekking gaan we binnenkort vervangen. Dat weet ze nog niet en dat willen we graag zo houden. We lokken mijn ouders wel een keer het huis uit en dan regelen we het.’ 

Ik kijk rond in de ruimte. Nergens staat of hangt iets wat herinneringen aan een voetbalcarrière oproept. Geen Ajax-vaantjes, geen shirtje van Oranje, geen foto’s van zijn tijd bij Rohda of iets van Zwolle of Heracles, helemaal niets.

Stef haalt zijn schouders op. ‘Ik denk dat ik te eerlijk was. Ik weet nog dat ik tegen Ajax zei: “Ik wil wel bij jullie komen voetballen, maar dan wil ik zo’n mooi TDK-trainingspak voor in mijn vrije tijd.” Ken je die pakken met Kappa-logo’s helemaal tot beneden op de broek en mouwen? Geweldig vond ik die. Ajax ging akkoord. In Zwolle voelde ik me natuurlijk de man met dat pak aan. Tot ik een gat in mijn broek viel. Mijn moeder kocht een Ajax-embleem op de markt en naaide het dicht, maar dat zag er natuurlijk niet uit. Ik baalde als een stekker. Daarna heb ik ook nooit meer iets gevraagd of in mijn tas gestopt.’

Als ‘boertje uit de provincie’ aarde hij snel in Amsterdam. Stef: ‘Ik weet nog dat ik voor het eerst werd afgezet door mijn vader. “Hup, en nou eruit,” zei hij omdat ik bleef zitten. Uiteindelijk kwam het goed. Ik zat op school met Tuhuteru, Davids en Seedorf en op het veld paste ik me snel aan. Ik speelde veel, bijna alles, rechtshalf weliswaar, maar toch. Het ging zo goed bij de A-junioren dat ik in mijn tweede jaar al mee mocht doen met de beloften. Wim Jonk speelde er, de broertjes De Boer en Van der Sar, waar ik goed mee kon. Ik kwam voor een contract in aanmerking, maar precies in dat jaar scheurde ik mijn kniebanden af op het drassige veld in De Meer.

‘Dat was het begin van de ellende. Ik ben uiteindelijk vier keer geopereerd. Er was iets met een stukje plastic in mijn knie. Ik moest opnieuw onder het mes, opnieuw revalideren. Uiteindelijk hebben ze de hele kruisband maar verwijderd. Ze zeiden: “Je komt niet meer aan voetballen toe, zeg het vaarwel.” Dat accepteerde ik niet, ik wilde het nog een kans geven.

‘Na twee jaar revalideren ging ik terug naar FC Zwolle. Ik speelde mijn wedstrijden, maar tussen mij en trainer Ben Hendriks boterde het niet. Zwolle wilde me behouden, maar ik koos voor Rohda. Weet je waarom? Ik voelde me niet op mijn gemak, had last van de druk.  Voor mijn blessure speelde ik gewoon mijn wedstrijden. Ik was een van de beteren, voelde me vrij. Maar in het profvoetbal neemt de druk toe, er komt meer bij kijken. Sommigen sluiten zich daarvoor af. Ik niet, ik was er veel mee bezig.’

Vrij zijn in je hoofd. Een hele rits Ajax-talenten dat de afgelopen jaren roemloos uit beeld verdween schiet door mijn hoofd.

‘Via Rohda probeerde ik het plezier terug te krijgen. Met Hennie Spijkerman en Edwin Overmars – de broer van – trainde ik op woensdag apart. Het ging lekker, ik verhuisde terug naar de spits en scoorde er op los. Zoals ik had gedaan in de jeugd bij CSV. Na drie jaar kon ik naar Heracles.

De prachtige illustratie van Stef in het blad (door Alleburen/Roberto).

‘De voorbereiding ging super, ik speelde alles. Mijn knie was niet langer een issue, die werd steeds sterker. Maar op een gegeven moment kwam de klad erin. Ik werd met teveel opdrachten het veld ingestuurd en ging opnieuw gebukt onder de druk. Het publiek, hè… Als je een keer wat fout doet beginnen de mensen gelijk te joelen. Ik voelde me daar niet prettig bij. Ik ging weer nadenken, terwijl ik niet zo’n speler ben. Ik speel op intuïtie.

‘Erover praten deed ik niet. Thuis misschien, maar niet op de club. Niet met de trainer, niet met de jongens. De voetbalwereld is een machowereld. Ik had al snel het gevoel: dit is niets voor mij, dit is een hopeloze zaak. Ik kon het niveau aan, dat weet ik, maar mijn hoofd werkte niet mee.’

Ik zeg dat er nu spelers zijn die praten over het mentale aspect van profvoetbal. Van der Wiel en Kishna, bijvoorbeeld. Ik noem voormalig FC Twente-verdediger Jeroen van der Lely, die vorig jaar stopte als profvoetballer omdat hij last had van de stress.

‘Dat is een goede zaak,’ zegt Stef. ‘Je speelt voor publiek, je speelt voor geld, er wordt veel aandacht aan je geschonken. Het is goed dat zij erover beginnen. Het is niet zo makkelijk als het lijkt.’

Na een korte stilte: ‘De stress slaat op je benen. Dan lukt het gewoon niet. Ik probeerde het eruit te lopen, maar het was tevergeefs. Ik voelde het zodra ik het veld in kwam. Krampachtig, niet goed. Voetbal moet leuk zijn. Soms denk ik: misschien was ik niet geblesseerd geraakt als ik vrij was geweest in mijn hoofd. Je gaat toch een beetje houterig bewegen als je gespannen bent.’

Na een jaar Heracles ging Stef terug naar Rohda. Iemand bij de club regelde een baan voor hem bij de post. Hij werkt er nog steeds. ‘De terugkeer naar Rohda was een verademing. Vanaf het begin voelde ik me belangrijk. Ik werd opgenomen door de club en de mensen eromheen, door de supporters. Ook bij Rohda ervoer ik druk, maar ik scoorde er op los. Dat helpt. De spanning verdween.’

Ik vraag of het moeilijk is om gelukkig te zijn in de voetbalwereld.

‘Dat denk ik wel. Eerlijk gezegd was ik blij dat ik niet in de basis stond in die wedstrijd tegen Jong Ajax. Het was druk op het park die dag.  De mensen waren in extase. Ik vond het wel lekker om in te vallen. 

‘Maar,’ voegt hij er meteen aan toe, ‘ik wilde wel spelen. Van Gaal was er, dat wist ik. Voorafgaand aan de wedstrijd had hij nog met mijn ouders gesproken. Hij herkende het hondje dat mijn moeder altijd meenam naar wedstrijden. Dat beestje leefde nog. “Zijn jullie niet de ouders van Stef?” had hij gevraagd. Hij wist het nog precies. 

‘Na afloop kwam hij naar mij toe. Hij feliciteerde me en zei: “Stond je eindelijk weer een keer in de spits, jongen.”’

2 Comments Niet mijn wereld

Leave A Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *