‘Heb je iets kunnen vinden?’ vroeg de verkoper, terwijl ik twee kartonboekjes op de toonbank legde.
In plaats van zijn vraag te beantwoorden begon ik ongevraagd aan een relaas over wat me zojuist was overkomen. Hoewel, mij was niets overkomen, ik had alleen iets gezien.
– ‘Ik zag net een winkeldief aan het werk, bij Intertoys. Een man met een pet.’
‘Joh.’
– ‘Niet normaal! Hij tilde een doos met zo’n alarmbeveiligingsding over de poortjes bij de ingang en legde die in de aanbiedingenmand buiten. Heel rustig. Hij ging weer naar binnen en pakte nog zo’n doos. Ik kon niet zo snel zien wat het was. Vast spelcomputers – iets duurs.’
‘Dat meen je. Zeg zijn het cadeautjes, de boekjes?’
– ‘Daarna pakte hij de dozen tegelijk op, legde ze in de bagagerek van zijn driewieler en fietste hard weg. Ik wist niet wat ik zag. Ik bevroor helemaal.’
De verkoper keek me vragend aan.
– ‘Eh, ja. Cadeautjes. Allebei.’
‘Ongelooflijk, hè? Het is te hopen dat ze goede bewakingscamera’s hebben bij Intertoys.’
Ik vertelde verder. Over hoe snel het ging, hoe behendig. Deze welbespraaktheid tegen vreemden kende ik niet van mezelf.
Het eerste kartonboekje was ondertussen verdwenen in fleurig pakpapier. Terwijl de verkoper een stuk papier afscheurde voor het tweede boekje: ‘Meestal geldt: hoe achtelozer de actie, hoe normaler het lijkt, hoe minder het opvalt. Iedereen denkt: dit kan niet bestaan en ondertussen gebeurt het waar je bijstaat.’
– ‘Nou, blijkbaar. Voor ik goed en wel besefte wat ik had gezien was de man met de spullen uit het zicht verdwenen. Ik moet er echt even van bijkomen.’
Hij schoof de ingepakte boekjes over de toonbank in mijn richting. ‘Zo dan.’
– ‘Super.’ Ik pakte de boekjes op, stopte ze in mijn tas. ‘Bedankt weer.’
Ik wilde me omdraaien.
‘Wil je pinnen?’
Opeens was het stil in de winkel. Even leek het moment te bevriezen. Zoals in films: de camera zoomt uit, aanzwellend geluid, dan een oorverdovende stilte. Alles en iedereen bewegingsloos.
– ‘Eh… ja,’ haperde ik, terwijl twee wantrouwende ogen me aanstaarden. ‘Ik had nog niet betaald, hè? Stom. Nee, natuurlijk niet. Ja, pinnen – graag.’
Alles kwam weer in beweging, ik viste mijn telefoon uit mijn zak. De verkoper zei niets. Ik voelde hoe hij me van top tot teen bestudeerde. Ik moest naar de kapper, kon een scheerbeurt gebruiken. Ik droeg een pet met lichte zweetkringels, een erfenis van de allerheetste zomerdagen. Smoezelig was overdreven, maar er waren ochtenden waarop ik frisser oogde.
– ‘Nou zeg, eh… Voor een winkeldief zou dit best een effectieve tactiek kunnen zijn.’ Ik lachte ongemakkelijk. ‘Een heel verhaal ophouden tijdens het afrek–’
De man onderbrak me: ‘We zullen het ze niet vertellen.’
Hij klikte met zijn muis, het bedrag verscheen op het display op de toonbank. Snel hield ik mijn telefoon tegen de zijkant van het pinapparaat. Een dubbele piep. ‘Betaling akkoord’ verscheen in beeld. De verkoper zweeg, zijn ogen waren onveranderd. Alleen een klein knikje. We zullen het ze niet vertellen.
– ‘Gelukt hè?’ Ik keek nadrukkelijk naar het schermpje op het apparaat. Geen reactie.
Nu draaide ik me alsnog om. Onderweg naar de uitgang hield ik in bij tafels waarop boeken lagen uitgestald. Ik wilde een boek oppakken, maar mijn lijf blokkeerde. Mijn armen plakten langs mijn lichaam.
Bij de uitgang keek ik nog een keer om, naar de boekverkoper, maar die stond niet meer achter de toonbank.
—
Foto door Anna Shvets