De woonkamer van meneer en mevrouw Rekers uit de Kolenkitbuurt is klaar voor Kerst. Half oktober stond alles er al. In goed overleg, en dus zonder gevloek en getier. ‘Wat een pleuriszooi,’ zul je de man des huizes niet snel horen zeggen. Hoewel, van hem (74) mag het volgend jaar allemaal wel iets minder. Terwijl zij (66) er geen genoeg van krijgt.

In de Wiltzanghlaan, tussen de ring A10 en de spoor- en metrorails, is hun huis niet te missen. Het vijfkamerappartement, op de begane grond van een laagbouwflat, brengt letterlijk licht in de duisternis. De siervitrage is voor de gelegenheid weggehaald, en dus kan de hele buurt meegenieten. “Mensen stoppen hier regelmatig om foto’s te maken. Dan staan ze allemaal met hun duimen omhoog. Leuk hoor. Veel buren hebben de luiken in de wintermaanden potdicht zitten. Dat begrijp je toch niet? Nee, laat ze hier maar lekker naar binnen kijken.”

Binnen rent hond Rosa onophoudelijk rondjes door de kamer en over de bank. Zonder iets om te stoten. Wat op zich knap is, want los van de inhoud van het aquarium is vrijwel alles versierd. “Ik blijf het een geweldig feest vinden, dat Kerstmis. Het is mijn favoriete tijd van het jaar. Deze woonkamer is een project van ons samen, maar hij tuigt alles op. Het is ook een hobby van hem.” Hij zucht en lacht tegelijk: “Ik zal wel moeten.” Op 7 januari gaat alles weer de berging in. Jammer, vindt zij. “Dan is het aftellen naar volgend jaar.”“Waar zijn die gouden kinderkerstboompjes eigenlijk?” Hij: “Die stonden altijd op de televisie. Maar we hebben nu een platte, dus dat gaat niet meer. Wat een geluk.” Vanaf de bank: “Zie je wel dat ik nog iets mis.” Hij wijst uit het raam. “Aan de overkant doen ze sinds een paar jaar ook mee. Nu een huis of drie. Maar verder is het een donkere buurt. Er wonen hier veel Turken en Marokkanen. Dat vind ik niet erg, hoor, maar die zijn nou eenmaal niet zo van de kerst.”

Ze wonen er nu vijfentwintig jaar. En nu wachten ze tot ze weg moeten. De gedateerde flat wordt binnen afzienbare tijd gesloopt. Om de hoek is het al aan de gang. “We waren eigenlijk al aan de beurt, maar het hele project is vertraagd.” Niet dat ze het erg vindt, want het liefst blijft ze hier. “Als we weg moeten, dan gaan we waarschijnlijk naar een kleinere woning. Maar waar moet ik dan met al die spullen heen? Ik denk dat we wel drie containers af kunnen voeren.” Resoluut: “Maar de kerstversiering gaat niet weg.” Hij is het daar niet mee eens. “Jawel, we gaan een gedeelte weg doen.”Terwijl ze een sjekkie draait: “De energierekening zal wel weer hoog zijn. Maar ik zeg altijd: Kerst is maar een keer per jaar.” Er wordt gelachen. “Bovendien zitten we in de zomer een paar maand in een tuinhuis, dus dat heft elkaar op. Volgend jaar wil ik de eetkamer ook aanpakken. Daar zijn we dit jaar eigenlijk al mee begonnen, want we hebben al één wandplank volgepakt met Kerstmannen.”

Haar man friemelt met een weigeraar. “Ik denk dat de batterijen op zijn,” zegt zij. Hij geeft een paar zorgvuldige tikjes tegen de onderkant, en dan komt de Kerstman (ter grote van twee flinke vuisten) tot leven. Jingle Bells klinkt door de woonkamer. “Laat die Kerstman op de grond anders ook even dansen.” Hij terug, terwijl hij de Kerstman onderzoekend bekijkt: “Zitten hier volle batterijen in dan?” Het antwoord komt enkele tellen later als het exemplaar in beweging komt. Eenmaal terug op de grond danst het. Hond Rosa reageert niet.Alle huisjes en Kerstmannen zijn goed voor in totaal vijfenzestig batterijen. Iedere avond brandt alles in volle glorie. “Dat gaat twee weken goed en dan zijn de meeste batterijen op. Dan moeten we nieuwe halen.” Vierhonderd batterijen per Kersteditie, dus. “Al zijn het er vijfhonderd, dat interesseert me niet. Als alles maar kan branden.” Hij: “Misschien moeten we volgend jaar maar eens kijken naar LED-verlichting.”

Door anderen worden ze regelmatig Tiny en Lau genoemd. Onterecht, vinden ze. “We zijn de vriendelijke Tiny en Lau. We maken geen ruzie, dat is het grote verschil.” Hij knipoogt vanaf de kerstboom: “Nou, heel af en toe dan. We doen dit alles in één week. Stuk voor stuk halen we de decoratie van de opbergkamer, waar alles netjes gestructureerd in dozen zit. Die structuur is goed, want anders wordt het hier een rommeltje. Maar dat rommeltje hebben we nu eigenlijk ook al. We zijn blij als dit huis wordt afgebroken.” Er klinkt protest vanaf de bank: “Nee, nog even wachten.”

Ze heeft de Kerstmannen nooit geteld. Ze is het met haar man eens dat het er veel zijn, maar toch zijn het er te weinig, volgens haar. Of beter gezegd: het kan altijd meer. “Het liefst wil ik een aparte kamer met treintjes, Kerstmannen, sneeuw en grotere huisjes. En niet één, maar twee kerstbomen.” Een witte Kerstman begint spontaan te zingen. Zij leunt naar voren: “Wat hoor ik nou weer?” Hij: “Dat is de pop in de vensterbank, die stoort met de televisie.”

“Volgend jaar wil ik eens kijken naar kerstverlichting in de tuin. Maar eigenlijk durf ik het niet, want ze gappen het gewoon weg. Er is hier al twee keer ingebroken. Een keer hebben ze al m’n sierraden weggehaald. Ook het goud dat ik destijds van mijn pas overleden moeder erfde.” De witte Kerstman maakt weer geluid. “Geef hem anders maar even, ik word er gek van.” In de loop valt er een dennenappel op de grond. Waar die heen moet, wordt er gevraagd. “Weet ik veel, gooi maar in de kerstboom.” Ondertussen blijft de Kerstman geluid produceren. “Achterkant. Aan de achterkant,” zegt hij. Ze draait de pop om en friemelt wat. Het geluid stopt.

Of het ooit nog tot ruzie komt? Zij denkt van niet. Al lachend: “Welnee, ik drijf toch wel mijn zin door.” Hij: “Je moet een keer in de zomer komen, dan staat het hier helemaal vol met planten. Daar is ze ook dol op. Ik heb lianen nodig om er doorheen te komen. Ik ga dan als Tarzan door de woonkamer.”

Gepubliceerd op Facebook
Foto door Rink Hof

Leave A Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *