De deuren van het hotel staan wagenwijd open. Warme lucht krijgt de kans te ontsnappen. ‘We zijn eigenlijk nog niet open,’ zegt de medewerker vanachter de bar, ‘maar als je koffie wilt kan dat.’ Het is zondagochtend half acht. De straten zijn stil, Deventer slaapt.

Nog maar achtenhalf uur geleden stroomde de Adelaarshorst leeg. ‘Laat de zon in je hart’, klonk het uit de mond van René Schuurmans door krakerige luidsprekers. Frans Duijts en Django Wagner: ‘In ons café, is het gezellig, kom zing maar mee.’ Kort daarna stroomden de terrassen en kroegen vol. De 4-1 overwinning van Go Ahead op FC Volendam, de eerste van het seizoen, werd gevierd. Een fijne voetbalavond was het, zeker tot de rode kaart vlak voor rust. Mooie doelpunten, flitsend aanvallend voetbal met backs die de hele flank bestrijken. Ook fijn: tribunes vol zongebruinde koppen, korte broeken, t-shirts.

Ik neem een slok van mijn cappuccino en overdenk het contrast tussen nu en gisteravond. Soms is Deventer een stad, soms een dorp, op dit moment een slaperig gehucht. Op de grond tussen mijn benen speelt mijn zoontje met een boek uit de vensterbank. Hij is de reden dat ik me op dit uur buitenshuis begeef. We fietsen een rondje – doelloos, genietend van de stilte. Het hek naar het vogeleiland zat nog op slot. Op de spoorbrug reed een trein met maar drie rijtuigen.   

Ik til hem op en geef hem een lepel met melkschuim. Hij lacht en kijkt dan over mijn schouder door het raam naar buiten. Daar loopt een man met een piepklein hondje. Zijn gezicht gaat verscholen onder een pet. Het beestje wil geen aanstalten maken en de man neemt het hondje in zijn armen. Wanneer hij zijn hoofd optilt en in de richting van het hotel kijkt zie ik wie het is: Go Ahead-speler Enric Llansana.

De beelden – nog vers – verschijnen op mijn netvlies. Minuut 86. Sylla Sow draait en kapt aan de linkerkant van het veld en speelt de bal naar Llansana. Randje zestien, soepele aanname met rechts. Een stap, afdraaiend schot, doelpunt. Strak in het zijnet. Enric Llansana met de beslissing: 4-1.

Ik drink mijn koffie op, we stappen naar buiten en vervolgen onze weg. Waarnaartoe? Links is het grote plein. Verlaten oogt het. Rechts de schouwburg. Tweehonderd meter verderop, aan het einde van de straat, staat Llansana nog. Het hondje staat weer op zijn pootjes. ‘Kom,’ zeg ik tegen mijn zoontje. 

Een paar tellen later staan we oog in oog met de Go Ahead-speler. 

‘Hé,’ zeg ik. ‘Mooi doelpunt.’

Llansana kijkt op. ‘Hé, dank je wel.’

Het hondje kwispelt met zijn staart. Mijn zoontje merkt het dier op en lacht. Hij reikt met zijn armen in de richting van het hondje. 

‘Wat een lief beestje,’ zeg ik, half tegen mijn zoontje, half tegen Llansana.

De speler van Go Ahead lacht. ‘Ja, hij is heel lief. We hebben hem net twee dagen. Hij wil nog niet zo ver lopen, maar we proberen hem al wel in het gras te laten plassen.’

Ik zeg dat ik heb genoten van de wedstrijd, van het spel, de ambiance, de doelpunten. ‘Jammer van die rode kaart.’

Vlak voor rust kreeg Bobby Adekanye, tot dat moment veelvuldig betrokken bij mooie aanvallen, rood na een ogenschijnlijk ongelukkige maar harde overtreding. 

‘Ja zuur, hè? Nu moeten we Bobby missen. Erg jammer.’

Llansana kijkt vragend naar het hondje, het hondje vragend naar hem. Uiteindelijk gaat de speler van Go Ahead door zijn knieën en tilt het dier op.  

‘Hé fijne dag hè.’

‘Jij ook!’

Een kwartier later, als de klokken van de kerken acht keer slaan, zien we aanvoerder Bas Kuipers – maker van het openingsdoelpunt gisteravond – lopen in het park verderop. Ook hij laat de hond uit. Ik zie hem hier vaker lopen de laatste tijd, het hondje wordt steeds iets groter. Iedere keer neem ik me voor om hem te complimenteren. Met Kuipers als aanvoerder is Go Ahead een ploeg met karakter, lef en gogme. Maar verder dan een vriendelijk knikje kwam ik tot op heden niet.

‘Gefeliciteerd Bas,’ zeg ik als we hem zijn genaderd. ‘Goede wedstrijd, je bleef gaan.’

Mijn zoontje kijkt naar de hond en lacht opnieuw.

We praten kort over de wedstrijd. Fraaie goals, jammer van de rode kaart, enzovoort. Dan vertel ik over onze ontmoeting met Llansana en het kleine hondje. 

Kuipers veert op en kijkt het pad af. ‘Waar? Liep hij in dit park?’ 

‘Nee, nee, iets verderop, bij de schouwburg. Wat een lief diertje.’

‘Ja, ja, ik weet het.’ Hij grijnst. ‘Ik wil graag langskomen, maar het mag nog niet. Hopelijk kunnen we snel naar ze toe.’

Foto: Pexels/MART PRODUCTION

Leave A Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *