Als je diep, heel diep inademend tijdens het wegzetten van je fiets in de kelder, dan kun je het nog ruiken: het buskruit dat vanaf de zestiende eeuw werd opgeslagen in het Bushuis. Net als de rest van het geschut van de stad Amsterdam. Vanaf de zeventiende eeuw werd het gebouw bezit van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Samen met het Oost-Indisch Huis vormde het Bushuis een belangrijke plek voor deze legendarische handelsonderneming. Soms word ik ’s nachts, badend in het zweet wakker. Zie ik Willem IV ineens voor me staan, schreeuwend tegen de Heeren XVII. Dan krijg ik spontaan zin om er weer heen te fietsen. Over een jaartje kan dat niet meer. Communicatiewetenschap zonder Bushuis: ik kan het me niet voorstellen.
Plaats het even in perspectief, beste medestudenten en docenten. In die tijd, de zeventiende en achttiende eeuw, was de VOC het grootste handelsbedrijf ter wereld. Het was de allereerste Naamloze Vennootschap met vrij verhandelbare aandelen en bovendien het eerste bedrijf ter wereld dat in meerdere landen vestigingen had. Het centrale bestuur van die organisatie was in handen van de Heeren XVII. En die kamer, hetzij gerestaureerd, bestaat nog steeds. Iedere dag kijken de behulpzame dames en heren van de onderwijsbalie er dromerig tegenaan. Het is ook die kamer waar jij (als het goed is) meerdere malen per week langs loopt. Het Mercuriusbestuur op weg naar hun verenigingskamer, de docenten op weg naar hun werkplekken en studenten op weg naar een van de vele werkgroepen.
Het moet gezegd worden: het Bushuis (het voorste deel, bij de hoofdingang) dat we nu kennen is niet meer het oorspronkelijke pand uit 1550. Het is een ander gebouw, dat in 1890 is gebouwd, naar een ontwerp van Rijksbouwmeester Peters (wie kent hem niet). Maar het Oost-Indisch Huis, dat is nog gewoon het Oost-Indisch Huis uit 1606, uitgebreid in 1633 en gerestaureerd in 1976. Stoïcijns zie ik mijn medestudenten elke ochtend hun fiets in de kelder zetten. Iets voor negen, toch weer te laat van huis vertrokken en met muziek op de oren. Dat is fout.
Hendrick de Keyser, zegt die naam jullie iets? De beste man behoorde tot de belangrijkste architecten van de Hollandse renaissance omstreeks 1600. Hebben jullie ooit oog gehad voor het ‘kopje tussen voluten?’ Gaudi is er niets bij. De binnenplaats waar jullie, en dat hoop ik toch, wekelijks komen is legendarisch. Een plek met geschiedenis en een plek waar onze handelshelden uit de Gouden Eeuw zeker hebben gelopen. Het is niet voor niets dat er dagelijks drie bussen Japanse toeristen worden losgelaten. Die binnenplaats is episch en staat zonder twijfel in elk zichzelf respecterende stadsgids. Als ik alle iPads waarmee het ‘kopje tussen voluten’ is gefotografeerd mocht verkopen, dan had ik Oost-Indisch Huis hoogstpersoonlijk opgekocht met een niet te weigeren bod.
Hoewel ik, als alles goed gaat, na dit jaar klaar ben met mijn studie Communicatiewetenschap, vind ik het erg dat Communicatiewetenschap deze plek moet verlaten. Bijna vijf jaar geleden waren deze gebouwen (samen met de Oudemanhuispoort) één van de hoofdredenen waarom ik naar Amsterdam trok. Zernike aan de rand van Groningen, de Uithof buiten de ring van Utrecht of studeren in historische gebouwen aan de grachten in hartje Amsterdam. Ik wist het wel. Zonde dat dit niet meer geldt voor de studenten die zich nu gaan oriënteren. Maar voor iedereen die dit jaar nog rondloopt in het Bushuis (stelletje geluksvogels), het volgende advies: doe je pokkie weg, zet je koptelefoon af, ga vijf minuten eerder weg van huis en blijf even staan op de binnenplaats. iPad of niet: maak die foto. Nu kan het nog.
Verschenen in Medium Magazine